<p>--Er zijn aanzienlijke verschillen tussen groepen allochtone deelnemers aan de arbeidsmarkt m.b.t. het vinden en behouden van werk.<br />
-Met name allochtone jongeren lijken het slachtoffer te worden van de crisis.<br />
-De arbeidsparticipatie van vrouwen uit allochtone groepen is gestegen en is relatief hoog te nomen, al lijkt deze trend door de crisis af te vlakken.<br />
-(Onbewuste) vooroordelen van werkgevers lijken een rol te spelen bij de kansen van allochtonen op werk.</p><h3>Verschillen</h3><p>In 2012 was het werkloosheidscijfers onder allochtonen driemaal zo hoog als onder autochtone Nederlanders: 16% tegenover 5%. De werkloosheidscijfers onder jongeren zijn nog hoger: afhankelijk van de etnische groep 25 tot 29% maar bij Marokkaanse jongeren 37% Meer dan een kwart van de niet westerse jongeren (15-24) is werkloos. Bij autochtone Nederlandse jongeren is dat 10%. <br />
Met uitzondering van Antillianen is de werkloosheid onder tweede generatie migranten hoger dan onder eerste generatie migranten.<br />
Er is niet of nauwelijks verschil in de werkloosheidcijfers van westerse en niet westerse vrouwen (16%). De werkloosheid is relatief laag onder Turkse mannen (12%’) en Surinaamse vrouwen (13%). In algemene zin is de werkloosheid onder Somaliërs het hoogst (37%).</p><h3>Redenen</h3><p>Hoewel ook autochtone Nederlanders en met name jongeren vaker te maken krijgen met tijdelijke en flexibele arbeidscontracten is de mate waarin dat gebeurt bij allochtonen aanzienlijk hoger: ruim twee derde (68%) van de werkende niet-westerse jongeren heeft een flexibele baan. Bij autochtone jongeren is dit ongeveer de helft. Het aandeel tijdelijke contracten is de laatste jaren zowel bij recent afgestudeerde autochtone als niet-westerse gediplomeerden in het hoger onderwijs sterk toegenomen.</p><p>Daarnaast lijken allochtonen eerder te maken te krijgen met (onbewuste) vooroordelen bij werkgevers. Bij gelijke kwalificaties zijn migranten vaker werkloos dan autochtonen. Algemene factoren, zoals opleidingsniveau en werkervaring kunnen maar voor een deel de geconstateerde achterstand ten opzichte van autochtonen verklaren. Uitsluitend algemeen (achterstands)beleid neemt de kloof dus niet weg. De achterstand wordt groter wanneer het economisch tij tegenzit: de werkloosheid neemt dan harder toe bij migranten die over dezelfde kwalificaties beschikken als autochtone Nederlanders. Dit wijst er op dat werkgevers bij een groter aanbod van werknemers selectiever kunnen zijn en er dus meer ruimte is voor de invloed van (onbewuste) vooroordelen en/of statische discriminatie.</p><h3>Inkomen</h3><p>De inkomenspositie van niet-westerse migranten blijft flink achter. Gemiddeld bedraagt hun huishoudinkomen 18.000 euro per jaar. Bij autochtone Nederlanders is dat 25.000 euro. Van volwassen niet-westerse migranten leeft één op de zeven in armoede; bij kinderen is dat één op vier.<br />
12% van de niet-westerse migranten is afhankelijk van een bijstandsuitkering<br />
(autochtonen: 2%). Bij de vluchtelingengroepen ligt dit aandeel nog een stuk<br />
hoger. Ook blijft de inkomenspositie van niet-westerse migranten (gemiddeld<br />
huishoudensinkomen 18.000 euro) ver achter bij die van autochtone Nederlanders. De armoede onder migranten is groot. Van de volwassen nietwesterse migranten leeft één op de zeven in een armoedehuishouden, bij de nietwesterse kinderen is dit maar liefst één op de vier.</p><hr /><p>Auteur(s) Willem Huijnk, Mérove Gijsberts, Jaco Dagevos<br />
Publicatiedatum 11 maart 2014<br />
Prijs € 31<br />
Aantal pagina's 202<br />
ISBN/ISSN/anders 978 90 377 0697 0</p><p><a href="http://www.scp.nl/dsresource?objectid=36326&type=org" target="_blank">Download het rapport </a></p>
↧